Deze morgen, toen ik Der Stein van Mayenburg aan het lezen was, ging de deurbel.

Normaalgezien gaat deze niet zo vaak hier in mijn plekje. De klasgenootjes en erasmusjes die ik ken wonen iets verder weg en in feite ben ik hier een beetje incognito. Dacht ik.

Bij het opendoen wordt me, samen met wat onverstaanbaar Duits, een stevig pakket in de handen gestoken door een koerier. Even vlamt mijn hart op en denk ik een verrassingspakket gekregen te hebben uit het verre België. Bij nader inzien staat er een vreemde naam op. Ietwat onthutst mompel ik ‘das bin ich nicht’. Vermoedelijk denkt de man ondertussen dat ik nogal traag van begrip ben, en legt zuchtend uit (voor de derde keer, het parlofoongebrabbel meegerekend) dat der Herr niet aanwezig is, en of hij het hier mag afgeven. Uiteraard.

Deze avond, na het thuiskomen van een meest modderige en natte fietsrit, besloot ik het boeltje te gaan leveren.

Zo doende…

Klom ik de trappen steeds hoger en hoger tot ik Sauermann op een belletje zag staan. Meteen werd de deur opengetrokken, een kale heer doet open, pakt het pakket aan, en trekt me zowat in zijn appartement in, ondertussen bedankend voor de levering en retorisch vragend of ik uit België kom. Bij mijn enigszins onthutste blik antwoordt hij vrolijk dat hij mijn naam al ingetikt had op de computer. Ik word op de sofa neergepoot en weiger beleefd een kopje thee, denkend dat ik nog moet koken, alvorens ik naar de Volksbühne ga (René Pollesch, Cinecètta aperta, waaaw), in een beperkte tijdspanne van ongeveer een uur. Maar niets aan te doen. Der Herr ontfutselt zowat alles uit mij, ja, die Belgische auto die hier dit weekend voor de deur stond was van mijn ouders… en nadat zijn vrouw erbij gekomen was, die me dan toch nog een kopje thee deed drinken, waren ze niet meer te houden. Ze hadden de vreemde naam al zien staan, en die oranje fiets, en plotseling was Frau Pflanz er niet meer (het meisje van wie ik het appartement even leen, die nu voor 5 maand in Kaapstad zit).En dat er hier geen jonge mensen meer zijn, buiten boven, een Lehrerin, en ook dat ze er al wonen sinds 1961, het zijn Oostduitsers, ze hebben Russisch geleerd in school, en hij geeft nu Engelse les aan bejaarden, de oudste is 92, zij heeft nog Engels geleerd in 37-38, daarna is dat gestopt, dus de jongere (80, 70…) kennen het niet meer. En hij vertaalt sprookjes van Grimm. Hij kan Engels omdat ze na de Wende eropuit zijn getrokken, naar Israël, en naar Egypte, en dan moet je toch zorgen dat je een beetje uit de slag kan trekken. Ik knik, luister, vul aan, antwoord in zo vlot mogelijk Duits.

Twee koppen thee later, hopeloos te laat om nog iets te brouwselen, trek ik mijn schoenen weer aan, met hun telefoonnummer in de hand, een welkomstgids van Pankow (die ik al had, maar ik moest hem toch aannemen) en de belofte dat ze me één dezer dagen eens tonen hoe ik het vlotst en het mooist met de fiets naar Pankow geraak.

Ik ga er zeker nog eens op de thee, zou graag meer horen hoe het was in Oost-Duitsland te wonen,  ze praten er duidelijk heel graag over. Es war mir sehr Angenehm…



5 gedachten over “ Die Nachbarn ”

  1. Leuke buren hebben is altijd mooi meegenomen!
    Volgens wat ik lees, heb je er toch een beetje de tijd van je leven!! ENJOY!!!!!!

  2. Moet nog even checken met Dia. Tot wanneer blijf je eigenlijk? Maar dit weekend gaan we naar das Schwartzwald (of zoiets) voor een trouw! Das toch ook al een beetje Duitsland!!

  3. Vensters zijn beperkt. Ze worden beperkter bij het ouder worden. Of is dat een tautologie. Doorheen een venster kunnen we kijken. We kunnen er ook door praten en handen reiken. De DDR hield de vensters een lange tijd dicht. Ze projecteerde haar eigen beelden en liet het handen reiken niet toe. Dit komt van pas bij het ouder worden als het kijken en reiken niet meer zo goed gaan terwijl ze weer toegelaten zijn. Een nummerplaat, een naam en een computer volstaan om te beginnen te begrijpen. Weg 70 jaar talige aanslag. De ouders mochten zien hoe goed het was.

Reacties zijn gesloten.